
Dr. Monique Arntz
Archeoloog (Leiden)
Al in het vroegste stadium van het Nieuwe Steentijd (Neolithicum) in het Oude Nabije Oosten, zo’n 12.000 jaar geleden, vinden we in opgravingen kleine beeldjes van mensen en dieren gemaakt van klei en steen. Ook in latere tijden blijven dergelijke figurines in gebruik. In de historische periodes kunnen we met zekerheid zeggen dat sommige van deze objecten goden en godinnen voorstelden. Naar analogie zijn voornamelijk de prehistorische vrouwelijke figurines vaak geïnterpreteerd als godinnen. Zelfs de vroegste figurines uit de Oude Steentijd in Europa, denk aan de beroemde Venus van Willendorf, zijn als onderdeel gezien van een ‘moedergodin’-cultus die schijnbaar universeel aanwezig was in het verleden. Maar zijn al deze figurines wel godinnen? Hoe kunnen we zo’n claim onderbouwen? Kunnen we überhaupt eenduidige interpretaties geven voor objecten die gemaakt en gebruikt zijn door compleet verschillende samenlevingen die door duizenden jaren en ontelbare generaties van elkaar gescheiden zijn?
In deze lezing zal de problematiek van dergelijke analogieën worden besproken, alsmede de problemen waar men tegenaan loopt bij het interpreteren van ‘betekenis’ in archeologische objecten. Deze problemen zijn zo mogelijk nog groter als men onderzoek doet naar prehistorische periodes, waarvan we vaak weinig weten over immateriële aspecten van het leven zoals bijvoorbeeld geloof. Toch kunnen we veel zeggen over figurines door gedegen archeologisch onderzoek dat zich richt op de materiële aspecten van figurines: hoe ze zijn gemaakt, hoe ze zijn gebruikt en in welke contexten we ze terugvinden. Twee Neolithische sites zullen dienen als een voorbeeld van deze holistische manier van onderzoek naar figurines: Tell Sabi Abyad in Syrië en Çatalhöyük in Turkije.

Dr. Koen Donker van Heel
Universitair Docent Demotische Papyrologie, Universiteit Leiden
Na 1070 v. Chr., toen het centrale gezag in Egypte verdween, maakten Opper- en Neder-Egypte in sommige opzichten gescheiden ontwikkelingen door. Dit zien we het best terug in de schriften die op kantoor werden gebruikt. In het zuiden gebruikte men rond 700 v. Chr. een schrift dat een directe opvolger was van het Ramessidisch administratief hiëratisch (priesterschrift), en dat we niet geheel onterecht abnormaal hiëratisch noemen. In de delta schreef men in dezelfde tijd weliswaar ook administratief hiëratisch, maar op een zeker moment heeft zich dit ontwikkeld tot het zogenoemde demotisch (volksschrift). Dit was een cursief schrift dat in alle opzichten superieur was aan het abnormaal hiëratisch. Het lijkt erop dat dit het gevolg was van een bewuste beslissing. Hoe dit alles verliep en wat dit uiteindelijk betekende voor het schrift op kantoor in heel Egypte?

Petra Meijerink-Hogenboom MA
Assistent-conservator Egypte Rijksmuseum van Oudheden Leiden & Promovenda Universiteit Leiden
Eén van de bekendste typen teksten uit het oude Egypte is misschien wel het dodenboek. Deze papyri bevatten talloze spreuken die ervoor moesten zorgen dat de overledene zonder al te veel problemen het hiernamaals zou kunnen bereiken en zich zo bij Osiris, de god van de onderwereld, kon voegen. De teksten, met de bijbehorende afbeeldingen, tonen de vele uitdagingen en gevaren die men op de tocht naar het leven na de dood kon tegenkomen. Ze vertellen hoe men deze kon doorstaan en hoe men uiteindelijk het eeuwige leven in het hiernamaals kon bereiken.

Dr. Koen Donker van Heel
Universitair Docent Demotische Papyrologie, Universiteit Leiden
In het dorpje Deir el-Medina stond zo rond 1142 v. Chr. een zekere mevrouw Naunachte voor de plaatselijke rechtbank om een verklaring af te leggen over haar erfenis. Ze was op dat moment al stokoud, misschien wel tachtig, en we moeten ons de situatie als volgt voorstellen. We zien een rechtbank van een ongebruikelijk groot aantal mannen, geen vrouwen, hetgeen vermoedelijk het belang van de verklaring onderstreepte. Naunachte staat ervoor, misschien samen met haar echtgenoot. Al haar acht kinderen zijn aanwezig, met aanhang. Misschien was het wel een openluchtzitting en stond het hele dorp eromheen, want ze hadden nog geen tv en internet. Trammelant bij de buren, altijd leuk. Wat Naunachte te zeggen had was niet mals, zoals dat nu eenmaal gaat bij de verdeling van een erfenis, en sommige van haar kinderen zullen haar daarom een
vuile blik hebben toegeworpen. Over haar verklaring en de nasleep ervan valt een heel herkenbaar, menselijk verhaal te vertellen

Dr. Angelique Notermans
Docent Griekse en Latijnse Taal en Cultuur
Om ons een beeld te vormen van het leven in onze streken in de Romeinse tijd kijken we naar Romeinse overblijfselen in steden als Tongeren, Heerlen en Keulen. Het complexe netwerk van Romeinse (water)wegen dat zich uitstrekte tot in de verste uithoeken van het imperium, speelde een belangrijke rol bij de economische ontwikkeling, de militaire verdediging en het bestuur van de nieuwe provincies. De Via Belgica, een 400 kilometer lange hoofdweg tussen de Franse kust en het Rijnland, is hiervan een goed voorbeeld.

Petra Meijerink-Hogenboom MA
Assistent-conservator Egypte Rijksmuseum van Oudheden Leiden & Promovenda Universiteit Leiden
Ongeveer 100 jaar geleden, in 1922, werd het graf van farao Toetanchamon teruggevonden. De hele wereld was in de ban van het bijzondere verhaal van de opgraving en de prachtige voorwerpen die tevoorschijn kwamen. Een heuse Toetmania ontstond, Maar wat wist men eigenlijk van deze farao? En wat weten we nu? Tijdens deze lezing kijken we naar het korte leven van de jonge farao. Maar we volgen ook de zoektocht naar diens graf, en bekijken de voorwerpen die in het graf werden aangetroffen. Ook bespreken we het effect van de vondst van het graf, tot op de dag van vandaag.

Dr. Marjo Korpel
Universitair Hoofddocent Oude Testament, Protestantse Theologische Universiteit, vestiging Groningen
In twee teksten die omstreeks 1960 gevonden zijn in het oude Ugarit (gelegen in het huidige Syrië) lijkt een oude mythe over Adam (en Eva?) voor te komen. In het verhaal figureert een godheid die verdacht veel trekken heeft van de duivel, zoals deze later voorkomt in de Bijbel en de Koran. De godheid blijkt de plek te willen innemen van de hoogste god El in de Kanaänitische godenwereld. De god El straft de rebelse godheid vervolgens door hem van de godenberg af te werpen. Uit wraak transformeert deze zichzelf in een reuzenslang, die een cruciale boom in de tuin van de goden vergiftigt die zo verwordt tot een ‘Boom des Doods’. Het gevolg is, dat het leven van de goden bedreigd wordt en zij hun onsterfelijkheid dreigen te verliezen. Een van de goden, genaamd Adam, krijgt de opdracht de boze godheid in zijn transformatie van grote giftige slang uit te schakelen, maar faalt hierin jammerlijk. Hoewel de twee teksten helaas niet compleet zijn en de vertaling deels gereconstrueerd is staan er interessante details in die veel doen denken aan het bijbelse verhaal over Adam, Eva en de slang. In de lezing, ondersteund met kaarten, foto’s en teksten, zal het een en ander over de Kanaänitische mythe verteld worden en over de betekenis ervan voor de uitleg van het bijbelse verhaal in Genesis 2 en 3.

Dr. Koen Donker van Heel
Universitair Docent Demotische Papyrologie, Universiteit Leiden
Als mevrouw Tsenhor vandaag de dag had geleefd, dan ging ze gekleed in ze een spijkerbroek en een flanellen blokjesbloes, reed ze in een pick-up en dronk ze op zaterdag een biertje met de jongens. Maar voor deze vrouw moeten we terug naar rond 500 v. Chr. Tsenhor was een zakenvrouw. Aan de hand van de zeventien demotische documenten die zij en haar naasten hebben nagelaten kunnen we delen – of liever, deeltjes – van haar leven reconstrueren. Zoals die ene dag in maart 517 v. Chr., toen ze samen met haar tweede echtgenoot, haar dochter uit dit huwelijk en haar zoon uit haar eerste huwelijk op weg ging naar de tempel van Mont in Thebe om de erfenis van de kinderen te regelen. Daar waren uiteindelijk niet minder dan twee schrijvers en vier contracten voor nodig.

Prof. dr. Caroline Waerzeggers
Hoogleraar Assyriologie, Faculteit Geesteswetenschappen, Universiteit Leiden
Assurbanipal, koning van Assyrië (midden zevende eeuw v. Chr.), was de eerste maar zeker niet laatste vorst uit de geschiedenis die opdracht gaf om alle kennis op één plek samen te brengen. De beroemde bibliotheek van Ninive is één van de meest opzienbarende ontdekkingen uit Mesopotamië. Maar waar kwam Assurbanipals verzamelzucht vandaan? Hoe zag zijn ‘bibliotheek’ eruit? En wat wou hij met dit project bereiken? Om de bibliotheek van Ninive goed te begrijpen zal ik kijken naar de totstandkoming van deze legendarische collectie onder Assurbanipal, maar ook nagaan hoe deze koninklijke bibliotheek past in de bredere cultuur van verzamelen en archiveren in het Nabije Oosten.

Drs. Willem Hovestreydt
Egyptoloog
Het graf van farao Ramses III behoort tot de oudst bekende graven in het Dal der Koningen. Al in 1738 maakte Richard Pococke een beschrijving en plattegrond, en in 1769 werd hij gevolgd door James Bruce. Diens afbeeldingen van twee harpspelers in het graf droegen ertoe bij dat het uitgroeide tot een van de bekendste en drukst bezochte graven in het Dal. Toch heeft het lang geduurd tot er van egyptologische zijde serieuze belangstelling werd getoond. Pas in de laatste twee decennia is hier enige verandering in gekomen, maar het graf is nooit systematisch gepubliceerd. Dat is jammer, want sinds het eind van de 19e eeuw is vooral de achterste helft van het graf sterk beschadigd als gevolg van een of meer overstromingen. Delen van het graf zijn daardoor instabiel geworden en de kans op verdere schade is reëel. Enige jaren geleden is echter een project van start gegaan dat is gericht op conservering, onderzoek en publicatie van het gehele graf. Het project heeft inmiddels vier succesvolle seizoenen achter de rug.
De spreker maakt deel uit van het onderzoeksteam. Na een inleiding over de geschiedenis van het graf en het belang ervan zal hij ingaan op de tot nu behaalde resultaten. Met name wordt aandacht besteed aan de sterk beschadigde decoratie van het achterste deel van het graf. Deze decoratie kan grotendeels gerestaureerd worden en blijkt uniek te zijn voor een koninklijk graf uit het Nieuwe Rijk.

Dr. Rogier van der Wal
Classicus, filosoof, bestuurskundige lector Fontys
Het accentueren van bepaalde beelden, woorden of gevoelens in de (sociale) media, kunnen onze keuzes vergaand beïnvloeden. Politiek bedrijven op basis van sterke meningen en denken in termen van vrienden en vijanden kan leiden tot extreme verdeeldheid en populisme. De vorige Amerikaanse president Trump was daarvan een schoolvoorbeeld. Het handboek framing van Georg Lakoff, Elisabeth Wehling en Hans de Bruin met moderne en klassieke voobeelden is het vertrekpunt bij dit onderwerp.

Prof. dr. Bas ter Haar Romeny
Hoogleraar Oude geschiedenis, Faculteit Geesteswetenschappen, Vrije Universiteit Amsterdam
De Romeinse keizer Julianus, in oudere handboeken wel getooid met de bijnaam ‘de afvallige’ omdat hij de rij van christelijke keizers na Constantijn onderbrak, had als generaal in het westen de nodige successen behaald. Toen hij eenmaal de titel van Augustus had verworven, besloot hij in 363 na Chr. ook de Perzen, die de oostgrens van het rijk bedreigden, een lesje te gaan leren. Het werd zijn laatste veldtocht: hij viel bij Samarra op de oostelijke oever van de Tigris. In deze lezing kijken we naar Julianus’ handelen op militair en godsdienstpolitiek gebied direct voorafgaand en tijdens de veldtocht. Daarbij komen niet alleen Julianus’ eigen brieven en de berichtgeving van Griekse en Romeinse auteurs aan de orde, maar ook de Hymnen tegen Julianus van de Syrische auteur Efrem, die ooggetuige was van de aankomst van het lijk van Julianus in zijn woonplaats Nisibis.

In het voorjaar van 1900 vonden Griekse sponsduikers nabij de kust van het eilandje Antikythera een Romeins scheepswrak dat uit ca. 80 v.Chr. dateert. Tussen de diverse naar boven gebrachte voorwerpen bevonden zich ook fragmenten van een koperen mechanisch instrument waarvan de functie voor lange tijd onduidelijk was. Pas in de laatste decennia is duidelijk geworden dat het een ingenieus mechanisch planetarium betreft waarmee de schijnbare posities van de zon, de maan en vermoedelijk ook de planeten voorspeld kunnen worden. In deze lezing zullen de herkomst en de functie van dit bijzonder mechaniek uitgebreid aan de orde komen.

Dr. Christiaan Caspers
Classicus, kunsthistoricus en docent
De oorlogen met Carthago bracht de Romeinen dicht bij een definitieve nederlaag, maar voor een opkomende, ambitieuze natiestaat was Hannibal de ideale tegenstander. Een vijand die wezensvreemd, maar tegelijkertijd evenwaardig is. We bekijken hoe Romeinse schrijvers in Hannibal zo’n paradoxale figuur construeren. Een uitgangspunt is de examenpensum van 2024, maar ook het dichtwerk van Horatius en Silius Italicus komt aan bod, evenals de curieuze Hannibal-revival ten tijde van de ‘Afrikaanse’ keizer Septimius Severus. Daarbij gaan we voor de hand liggende parallellen met het heden niet uit de weg.

Prof. dr. Caroline Waerzeggers
Hoogleraar Assyriologie, Faculteit Geesteswetenschappen, Universiteit Leiden
Assurbanipal, koning van Assyrië (midden zevende eeuw v. Chr.), was de eerste maar zeker niet laatste vorst uit de geschiedenis die opdracht gaf om alle kennis op één plek samen te brengen. De beroemde bibliotheek van Ninive is één van de meest opzienbarende ontdekkingen uit Mesopotamië. Maar waar kwam Assurbanipals verzamelzucht vandaan? Hoe zag zijn ‘bibliotheek’ eruit? En wat wou hij met dit project bereiken? Om de bibliotheek van Ninive goed te begrijpen zal ik kijken naar de totstandkoming van deze legendarische collectie onder Assurbanipal, maar ook nagaan hoe deze koninklijke bibliotheek past in de bredere cultuur van verzamelen en archiveren in het Nabije Oosten.

Prof. dr. Bert van der Spek
Emeritus hoogleraar Oude geschiedenis aan de Vrije Universiteit Amsterdam
Alexander de Grote trok eind oktober 331 v.Chr. de grote stad Babylon binnen nadat hij op 1 oktober de laatste koning van het Perzische rijk, Darius III, definitief had verslagen bij Gaugamela in Noord-Irak. Babylon was op dat moment één van de grootste steden van de wereld, de grote stad die Nebukadnessar gebouwd had. Alexander bleef er 40 dagen voordat hij zijn tocht voortzette. Een kleine acht jaar later keerde hij er terug en stierf. Alexander wilde van Babylon zijn residentie maken. Er kwam weinig van terecht. Na enkele weken in Babylon werd Alexander ziek en stierf hij op 11 juni 323 v.Chr. Onze kennis over Alexander de Grote berust hoofdzakelijk op Griekse en Latijnse geschiedwerken die honderden jaren na de dood van Alexander de Grote zijn opgeschreven. We hebben echter ook enkele Babylonische teksten in spijkerschrift over Alexander uit de tijd zelf. Daaronder vallen kronieken, astronomische dagboeken (met daarin historische notities), een ‘profetische’ tekst over de komst van de Grieken (vergelijkbaar met de voorspellingen in het Bijbelboek Daniël 11) en administratieve teksten. Astronomische dagboeken vertellen ons over de slag bij Gaugamela, Alexanders intocht en zijn dood. In de lezing worden de teksten besproken en krijgt u een indruk van de stad.

Dr. Christiaan Caspers
Classicus, kunsthistoricus en docent
De oorlogen met Carthago bracht de Romeinen dicht bij een definitieve nederlaag, maar voor een opkomende, ambitieuze natiestaat was Hannibal de ideale tegenstander. Een vijand die wezensvreemd, maar tegelijkertijd evenwaardig is. We bekijken hoe Romeinse schrijvers in Hannibal zo’n paradoxale figuur construeren. Een uitgangspunt is de examenpensum van 2024, maar ook het dichtwerk van Horatius en Silius Italicus komt aan bod, evenals de curieuze Hannibal-revival ten tijde van de ‘Afrikaanse’ keizer Septimius Severus. Daarbij gaan we voor de hand liggende parallellen met het heden niet uit de weg.

Prof. dr. Paul Sanders
Hoogleraar Oude Testament aan de Protestantse Theologische Universiteit
In het hele oude Nabije Oosten werden tempels gebouwd in de hoop dat de goden er hun intrek zouden nemen. Hoe stelde men zich die aanwezigheid van de goden voor? Naast de ruïnes van de tempels zijn er gelukkig teksten bewaard gebleven die laten zien hoe gedacht werd over de functie van de tempels. Deze lezing gaat in op gegevens uit Egypte, Mesopotamië, het Hettitische machtsgebied en de Levant, het gebied aan de oostkant van de Middellandse Zee. Deze gegevens worden vergeleken met de Israëlitische voorstellingen van de aanwezigheid van God in de tempel zoals we die kennen uit de Hebreeuwse Bijbel.

Dr. Ruwan van der Iest
Docent Koinè en Nieuwtestamentisch Grieks, Rijksuniversiteit Groningen
Sinds de ontdekking van een verzameling Aramese papyri en ostraca op het eiland Elephantine, hebben archeologen, Bijbelwetenschappers en oudhistorici zich met veel interesse beziggehouden met het bestuderen van de identiteit van de leden van de gemeenschap die deze documenten heeft geproduceerd. Niet geheel onverwacht, want de Aramese teksten van Elephantine leken voor het eerst een kijkje in het leven van wat lang bekend stond als een ‘Joodse’ gemeenschap te geven. Een gemeenschap, gesticht ten tijde van de Perzische periode. Waar wetenschappers het Jodendom voorheen vanuit het oogpunt van de Hebreeuwse Bijbel bestudeerden, bood het materiaal van Elephantine, wat grotendeels bestaat uit contracten en administratieve documenten, een interessant alternatief. Het bleek echter snel dat de identificatie van deze gemeenschap als ‘Joods’ niet zo gemakkelijk was als men eerder had gedacht. Niet alleen werden de leden van de gemeenschap aangeduid als ‘Judeeër’, maar ook als ‘Arameeër’. Verder waren de diensten in de tempel niet enkel toegewijd aan YHWH, maar werden er ook andere, Aramese en Egyptische, goden aanbeden.
Tijdens deze lezing gaan wij ons verdiepen in de identiteit van de gemeenschap en de manier waarop wij de identiteit van historische gemeenschappen, aan de hand van beschikbaar bronnenmateriaal, kunnen en willen reconstrueren. Wij zullen hierbij ingaan op de informatie die onze bronnen verschaffen en de aard van de bronnen zelf. Wat voor documenten zijn de Aramese papyri en met welk doel zijn deze documenten opgesteld? Hoe kunnen wij op basis van deze vragen, gerichter onderzoek doen naar de identiteit van de Judese gemeenschap?