Lezingen per afdeling:
Amersfoort | Amsterdam | Apeldoorn | Den Bosch | Dordrecht | Groningen | Haarlem | Leiden/Den Haag | Leuven | Maastricht | Rotterdam | Twente | Zutphen/Deventer/Arnhem

Dr. Christiaan Caspers
Classicus, kunsthistoricus en docent
Het is gebruikelijk, geheel conform de opvattingen van Cicero, om Herodotus aan het begin van de historiografische traditie te plaatsen, vóór Thucydides. Recentelijk is betoogd dat het best eens zou kunnen dat Herodotus de slotfase van de Peloponnesische Oorlog heeft meegemaakt en kennis had van Thucydides werk-in-wording en dat hij zijn Historiae heeft vormgegeven in reactie op sociale en politieke ontwikkelingen uit het laatste decennium van de 5e eeuw. Deze intrigerende hypothese stelt een aantal opmerkelijke passages uit de Historiae in een ander daglicht. Herodotus is dan niet langer de historiografische pionier, maar een vernieuwer.

Monique Arntz
PhD-kandidaat Cambridge University
Al in het vroegste stadium van het Nieuwe Steentijd (Neolithicum) in het Oude Nabije Oosten, zo’n 12.000 jaar geleden, vinden we in opgravingen kleine beeldjes van mensen en dieren gemaakt van klei en steen. Ook in latere tijden blijven dergelijke figurines in gebruik. In historische periodes kunnen we met zekerheid zeggen dat sommige van deze objecten goden en godinnen voorstelden. Naar analogie zijn voornamelijk de prehistorische vrouwelijke figurines vaak geïnterpreteerd als godinnen. Maar zijn al deze figurines wel godinnen? Hoe kunnen we zo’n claim onderbouwen? Kunnen we eenduidige interpretaties geven voor objecten die gemaakt en gebruikt zijn door compleet verschillende samenlevingen die door duizenden jaren en ontelbare generaties van elkaar gescheiden zijn?
In deze lezing zal de problematiek van dergelijke analogieën worden besproken, en de problemen bij het interpreteren van ‘betekenis’ in archeologische objecten. Deze problemen zijn zo mogelijk nog groter als men onderzoek doet naar prehistorische periodes, waarvan we vaak weinig weten over immateriële aspecten van het leven zoals geloof. Toch kunnen we veel zeggen over figurines door gedegen archeologisch onderzoek dat zich richt op de materiële aspecten: hoe ze zijn gemaakt, hoe ze zijn gebruikt en in welke contexten we ze terugvinden. Twee Neolithische sites zullen dienen als een voorbeeld van deze holistische manier van onderzoek naar figurines: Tell Sabi Abyad in Syrië en Çatalhöyük in Turkije.
Drs. Theo Krispijn
De Mesopotamiër voelde zich sterk verbonden met de natuur. In de Akkadische en Sumerische literatuur zijn er talrijke verwijzingen naar de natuur en landschapsbeschrijvingen te vinden. Ook in de kunst vinden we vele afbeeldingen van landschap en dieren. De natuur dicht bij huis, zoals de onafzienbare meren en rietbossen werd vaak als idyllisch ervaren, maar de bergen en wouden in het buitenland als gevaarlijk. Aan de hand van passages uit de Sumerische en Akkadische literatuur en voorbeelden uit de kunst zal de spreker laten zien, hoe de Mesopotamiër de natuur en landschap beleefde.

Aanmelden via Lieke Peeters (bastet7maal7@gmail.com)
G. Baetens
Post-doctoraal onderzoeker, Koninklijke Universiteit te Leuven
De funeraire cultuur van de Oude Egyptenaren spreekt al eeuwenlang tot de verbeelding. De praktische kant van de Egyptische begrafenisindustrie is uitzonderlijk goed gedocumenteerd voor de Late en Grieks-Romeinse Tijd, dankzij honderden Griekse en Demotische papyri, naast andere bronnen. In deze lezing nemen we het reilen en zeilen van balsemers in Ptolemaeïsch Egypte (305–30 v.C.) onder de loep: een bijzonder volkje!

Prof. dr. Herman Teule
Emeritus hoogleraar Oosters christendom KU Leuven en Radboud Universiteit Nijmegen; oud-directeur Instituut voor Oosters Christendom Nijmegen
In deze lezing zullen we horen hoe de Christenen probeerden antwoord te vinden hoe om te gaan met de snelle ontwikkeling van de islam in de 7e eeuw. De moslims van hun kant probeerden ook een manier te vinden om door te kunnen gaan met datgene wat hun bindt. We zullen deze ontwikkeling bestuderen in de Umayyadische en vroeg-Abbasidische perioden tussen 661-900.

Aanmelding voor deze lezing graag per mail: eol.afdeling.amsterdam@gmail.com
Prof. Dr. Bert van der Spek
Emeritus hoogleraar Oude Geschiedenis, Vrije Universiteit Amsterdam
Het eindexamen Griekse Taal en Cultuur gaat dit schooljaar over passages uit het werk van Herodotos’ Historiën. De rode draad van de te lezen teksten wordt in de syllabus als volgt omschreven: ‘De blik op de ander: mannen en vrouwen in vreemde culturen’. In het pensum staan beschrijvingen door Herodotos van Babyloniërs, Egyptenaren en Perzen, van gewoontes, verhalen en historische gebeurtenissen rondom de Grieks-Perzische Oorlogen. Logischerwijs vanuit het Griekse perspectief van de ‘vader van de geschiedschrijving’. Het is echter zinvol om historische karakter van deze beschrijvingen te beoordelen aan de hand van niet-Griekse bronnen. Aan bod komen bijzondere Babylonische gewoontes, vrouwen zoals Nitokris, en ook de vraag of Herodotos zelf wel in Babylon is geweest.

Dr. Rients de Boer
Medewerker ONOS en Education Officer voor Cultural Heritage Archeologie Universiteit Leiden
Directe contacten tussen Mesopotamië en het Oude Egypte zijn schaars in de Oudheid. Het meest dramatisch zijn de veldtochten die het Nieuw-Assyrische Rijk op het hoogtepunt van zijn macht tegen de Nubische farao’s ondernam. De Assyriërs hebben vijf keer Egypte direct aangevallen: in 674 v.C. mislukte Esarhaddon’s eerste poging maar in 671 v.C. slaagde hij bij zijn tweede poging erin om Neder-Egypte te veroveren. Vervolgens stierf Esarhaddon gedurende zijn derde expeditie in 669 v.C. Zijn zoon Assurbanipal stelde orde op zaken in 667/666 v.C. en kwam nog een keer terug in 664/663 v.C. om de weerbarstige Taharqa een les te leren.
De Assyriërs hadden blijkbaar oprecht de bedoeling om de heersers van Neder-Egypte tot hun vazallen te maken. De dynamiek tussen deze heersers onderling en de Nubische farao’s maakte het echter lastig om het juk van Assyrië voor langere tijd op te leggen. Bovendien lag Egypte ver van het Assyrische kernland, wat grote militaire campagnes tijdrovend en duur maakte, daarvoor had Assyrië al genoeg problemen in zijn direct omgeving. De onderwerping van Egypte zou uiteindelijk een illusie blijken…

Dr. Marleen Termeer
Archeoloog, postdoctoraal onderzoeker en docent
In grote lijnen is de geschiedenis van het vroege Rome een bekend verhaal. Een kleine nederzetting gelegen op een gunstige plek aan de Tiber ontwikkelt zich tot wereldrijk. Toch laten de geschreven bronnen veel vragen open. Hoe voltrokken zich de eerste stappen in het expansieproces, had Rome alle touwtjes in handen? De vroegste periode van de Romeinse geschiedenis is beter te begrijpen aan de hand van archeologisch materiaal. Ook verschillende archeologische sites verspreid over Italië spelen een belangrijke rol in het opnieuw vertellen van het verhaal over het ontstaan van Rome.

Jan G. Koek
Voorzitter Mehen, Studiecentrum voor het Oude Egypte
De ‘botanische tuin’ is een onderdeel van de tempel Karnak, die bekend is vanwege de vele afbeeldingen van bloemen en planten. De flora die in deze ‘botanische tuin’ is afgebeeld, bestaat uit ongeveer 70 verschillende exotische plantensoorten, waaronder irissen, aronskelken en salie. Dit is mogelijk het oudste voorbeeld van een ‘wetenschappelijke’ verzameling van de flora. Daarnaast zijn er diverse vogels afgebeeld en nog wat runderen en een gazelle. De meeste afgebeelde planten en dieren zullen de revue passeren, daarna zal geprobeerd worden de vraag te beantwoorden waarom deze planten en dieren hier zijn afgebeeld.
Drs. M. de Leeuw
Wie had de macht naast of achter de keizer? Deze kwamen in de Late Oudheid (284-476) vaker voor.

Rolf Strootman
Docent-onderzoeker Oude geschiedenis, Departement Geschiedenis en Kunstgeschiedenis, Universiteit Utrecht
Het boek Daniel is berucht en beroemd. Beroemd omdat Daniel het belangrijkste apocalyptische geschrift is in het antieke Judaïsme, berucht omdat het boek is samengesteld uit verschillende oudere en nieuwe teksten vol vreemde visioenen die vaak moeilijk te duiden zijn. De meeste verhalen zijn gesitueerd aan het hof van koning Nebukadnezar van Babylon, die regeerde in de vroege zesde eeuw v.C. Tot de bekendste verhalen behoren de goddelijke toekomstvoorspellingen die als visioenen aan de profeet Daniel gedaan worden, of gedroomd worden door Nebukadnezar (en dan door Daniel worden uitgelegd). De voorspellingen zijn zelfs met de uitleg van de profeet Daniel erbij moeilijk te begrijpen – tot je doorkrijgt dat ze allemaal betrekking hebben op een heel specifieke periode in de Joodse geschiedenis: de eerste helft van de tweede eeuw v.C. toen er in Judea een opstand woedde tegen de Seleuciden, de Macedonische dynastie die na Alexander de Grote over het Midden-Oosten heerste. De meeste Bijbelonderzoekers gaan er dan ook van uit dat het boek Daniel in die laatste periode tot stand kwam.
In deze lezing gaan we kijken naar de voorspellingen, visionaire beelden en vreemde gebeurtenissen in Daniel in het licht van die latere gebeurtenissen: de Kolos op Lemen Voeten, de waanzin van koning Nebukadnezar, het visioen van het vierkoppige beest dat uit het water oprijst, en het Teken aan de Wand. Ook andere ‘highlights’ zoals de jongemannen in de vurige oven en Daniel in de leeuwenkuil zullen de revue passeren. We zullen zien dat er een zéér nauwe relatie bestaat tussen de twee allerergste slechte vorsten in de Joodse traditie: de Babylonische koning Nebukadnezar, die in de zesde eeuw v.C. Jeruzalem verwoestte en een deel van de bevolking in ballingschap wegvoerde, en de Seleucidische koning Antiochos IV Epiphanes, die in de tweede eeuw v.C. met decreten en geweld de Joodse religie verbood en bestreed.

Jan Koek
Voorzitter Mehen, Studiecentrum voor het Oude Egypte
Bij Dodenboekspreuk 125 is meestal een afbeelding te zien van de overledene bij een weegschaal waar zijn/haar hart (dat getuigenis aflegt over zijn/haar individuele levensweg) wordt gewogen tegenover Ma’at (gerechtigheid/ rechtvaardigheid). Het doel van de afbeelding van het dodengericht is het anticiperen op een positieve uitkomst van deze toetsing, waaraan iedereen na zijn dood wordt onderworpen. De toetsing moet aantonen of de overledene vrij van zonden is. Als bewijs voor de onschuld van de overledene geldt in de eerste plaats de weegschaal die zich in evenwicht bevindt. Uitgebreid zullen alle elementen op de afbeelding alsmede de tekst worden besproken en wat er zou gebeuren als men niet door de toetsing heen komt. Ook zullen de soms kleine veranderingen in de betekenis van de elementen ter sprake komen, want de afbeelding komt bijna 2000 jaar voor.

Prof. dr. Willemijn Waal
Universitair Docent Hettitologie in Leiden en directeur van het NINO
Doorgaans wordt aangenomen dat de Grieken het alfabet hebben overgenomen van de Feniciërs in de 8e (of begin 9e) eeuw v. Chr., kort voordat de eerste inscripties verschijnen. De introductie van het alfabet betekende het einde van een lange, schriftloze Dark Age. Nieuwe vondsten en inzichten geven echter aanleiding om dit scenario in twijfel te trekken.
In deze lezing zal aan de hand van archeologisch, epigrafisch en taalkundig bewijs worden beargumenteerd dat het Griekse alfabet al veel ouder is en dat dit schrift op zijn laatst in de 11e eeuw v. Chr. in het Egeïsch gebied moet zijn geïntroduceerd. De vroegste teksten, naar alle waarschijnlijkheid van administratieve en economisch aard, zijn niet aan ons overgeleverd omdat zij werden geschreven op vergankelijke materialen. Dit inzicht heeft een aantal belangrijke consequenties, niet in de laatste plaats voor de datering van Homerus.

Drs. Carolien van der Brugge
Assyriologe
De werken van Homerus, Ilias en Odyssee, worden over het algemeen gezien als spannende vertellingen. Voor wetenschappers zijn ze ook een bron van informatie over de wereld van toen. Steeds meer blijkt dat de verhalen zijn gesitueerd tegen een historische achtergrond. Ofschoon de Feniciërs in beide boeken een kleine rol spelen, is ook over hun geschiedenis het een en ander te vinden, vooral in de Odyssee. In deze lezing worden de wereld van dit zeevarende volk en die van de Griekse verhalen dichter bij elkaar gebracht door een historische betekenis te geven aan enkele passages uit de verhalen van Menelaos, met name aan de informatie die de bedrogen echtgenoot van de schone Helena ons geeft over zijn thuisreis vanuit Troje, zijn verworven rijkdom en zijn ontmoeting met de Fenicische koning Phaidimos.