
Dr. Monique Arntz
Archeoloog (Leiden)
Al in het vroegste stadium van het Nieuwe Steentijd (Neolithicum) in het Oude Nabije Oosten, zo’n 12.000 jaar geleden, vinden we in opgravingen kleine beeldjes van mensen en dieren gemaakt van klei en steen. Ook in latere tijden blijven dergelijke figurines in gebruik. In de historische periodes kunnen we met zekerheid zeggen dat sommige van deze objecten goden en godinnen voorstelden. Naar analogie zijn voornamelijk de prehistorische vrouwelijke figurines vaak geïnterpreteerd als godinnen. Zelfs de vroegste figurines uit de Oude Steentijd in Europa, denk aan de beroemde Venus van Willendorf, zijn als onderdeel gezien van een ‘moedergodin’-cultus die schijnbaar universeel aanwezig was in het verleden. Maar zijn al deze figurines wel godinnen? Hoe kunnen we zo’n claim onderbouwen? Kunnen we überhaupt eenduidige interpretaties geven voor objecten die gemaakt en gebruikt zijn door compleet verschillende samenlevingen die door duizenden jaren en ontelbare generaties van elkaar gescheiden zijn?
In deze lezing zal de problematiek van dergelijke analogieën worden besproken, alsmede de problemen waar men tegenaan loopt bij het interpreteren van ‘betekenis’ in archeologische objecten. Deze problemen zijn zo mogelijk nog groter als men onderzoek doet naar prehistorische periodes, waarvan we vaak weinig weten over immateriële aspecten van het leven zoals bijvoorbeeld geloof. Toch kunnen we veel zeggen over figurines door gedegen archeologisch onderzoek dat zich richt op de materiële aspecten van figurines: hoe ze zijn gemaakt, hoe ze zijn gebruikt en in welke contexten we ze terugvinden. Twee Neolithische sites zullen dienen als een voorbeeld van deze holistische manier van onderzoek naar figurines: Tell Sabi Abyad in Syrië en Çatalhöyük in Turkije.

Dr. Koen Donker van Heel
Universitair Docent Demotische Papyrologie, Universiteit Leiden
Als mevrouw Tsenhor vandaag de dag had geleefd, dan ging ze gekleed in ze een spijkerbroek en een flanellen blokjesbloes, reed ze in een pick-up en dronk ze op zaterdag een biertje met de jongens. Maar voor deze vrouw moeten we terug naar rond 500 v. Chr. Tsenhor was een zakenvrouw. Aan de hand van de zeventien demotische documenten die zij en haar naasten hebben nagelaten kunnen we delen – of liever, deeltjes – van haar leven reconstrueren. Zoals die ene dag in maart 517 v. Chr., toen ze samen met haar tweede echtgenoot, haar dochter uit dit huwelijk en haar zoon uit haar eerste huwelijk op weg ging naar de tempel van Mont in Thebe om de erfenis van de kinderen te regelen. Daar waren uiteindelijk niet minder dan twee schrijvers en vier contracten voor nodig.

Prof. dr. Caroline Waerzeggers
Hoogleraar Assyriologie, Faculteit Geesteswetenschappen, Universiteit Leiden
Assurbanipal, koning van Assyrië (midden zevende eeuw v. Chr.), was de eerste maar zeker niet laatste vorst uit de geschiedenis die opdracht gaf om alle kennis op één plek samen te brengen. De beroemde bibliotheek van Ninive is één van de meest opzienbarende ontdekkingen uit Mesopotamië. Maar waar kwam Assurbanipals verzamelzucht vandaan? Hoe zag zijn ‘bibliotheek’ eruit? En wat wou hij met dit project bereiken? Om de bibliotheek van Ninive goed te begrijpen zal ik kijken naar de totstandkoming van deze legendarische collectie onder Assurbanipal, maar ook nagaan hoe deze koninklijke bibliotheek past in de bredere cultuur van verzamelen en archiveren in het Nabije Oosten.

Dr. Lidewij van de Peut
Assyrioloog / Hettitoloog, Deventer
In de oude hoofdstad van het Hettitische Rijk in centraal Anatolië (ca. 1650-1180 v.Chr.) zijn tussen de vele kleitabletten diverse gebeden gevonden. Deze Hettitische gebeden zijn uniek in vergelijking met andere gebedscorpora. Ze zijn geschreven om uitgevoerd te worden op een specifiek moment door één bepaald persoon, meestal de Hettitische koning. In zijn zogenoemde ‘persoonlijke’ gebeden kon de koning de goden direct om hulp vragen in tijden van nood. Deze teksten geven ons niet alleen een unieke kijk op de relatie tussen de koning en de goden, maar ook op wat de koning doet wanneer zijn rijk bedreigd wordt door vijanden of epidemieën. Bovendien vormen de zondes die de koning opbiecht in zijn gebeden een unieke bron van historische informatie. Deze lezing geeft een overzicht van het genre met een speciale focus op de functie van de gebeden.

Dr. Daniel Soliman
Conservator collectie Egypte en Nubië, Rijksmuseum van Oudheden, Leiden
Beeldvorming over de identiteit, etniciteit en uiterlijk van Cleopatra zijn een bron van zowel inspiratie als controverse. De aankondiging van een nieuwe Hollywood-film over de koningin maakte veel Egyptische mensen op sociale media woedend omdat de Israëlische actrice Gal Gadot de rol van Cleopatra zou spelen. Recent zorgde een drama-docu op Netflix met een AfroBritse actrice als Cleopatra voor zoveel ophef in Egypte dat het Egyptische ministerie van Toerisme en Oudheden verkondigde dat de historische Cleopatra niet zwart maar Grieks was. Deze lezing gaat over de verbeeldingen van Cleopatra in Westerse schilderijen, toneelstukken, film en muziek, waarin zij afwisselend als een zwarte en witte koningin wordt opgevoerd. Daarnaast kijken we naar de vertolking van Cleopatra door de beroemde Egyptische actrice Youssra. Zij speelt een hoofdrol in Youssef Chahine’s Alexandria Again and Forever (1989), waarin vignetten van Alexander de Grote en Cleopatra te zien zijn. De speelse voorstellingen van het verleden van Alexandrië, die gebruik maken van een slimme manier van vertellen, bevatten commentaren op de hedendaagse Egyptische samenleving en hoe deze zich verhoudt tot de oudheid. Tegelijkertijd is de Cleopatra van Chahine expliciet geworteld in Europese interpretaties van de koningin.